Stichting voor Slachtoffers van Lokale Anesthesie
Address:
Bosscher stichting
Vlierbessenstraat 5
3235 EX  Rockanje
The Netherlands

+31 181 404050
info@bosscherstichting.org

Het articaïne probleem - Consument

 In het begin van de 90-er jaren kwam mw M(arthe) Bosscher in haar praktijk als natuurgeneeskundige in aanraking met een naar verhouding groot aantal cliënten bij wie de gezondheidsproblemen voor een belangrijk deel waren toe te schrijven aan de toepassing van amalgaamvullingen. Door middel van electroacupunctuur metingen volgens dr. Voll (EAV) is dit op eenvoudige wijze te constateren. Na het stellen van deze diagnose werd veelal aan cliënten geadviseerd de (zwarte) amalgaamvullingen te laten vervangen door minder giftige materialen en daartoe contact op te nemen met de behandelende tandarts. Tegelijkertijd werd een homeopathisch ontgiftingsprogramma ingezet. Het doel van de tandheelkundige behandeling is de langdurige vergiftiging van het lichaam door amalgaam met het verwijderen van de vullingen stop te zetten en door het ontgiftingsprogramma het reeds in het lichaam verzamelde amalgaam versneld te verwijderen. Geruime tijd had dit "twee-sporen" beleid van mw Bosscher veel succes in de behandeling van amalgaambelaste patiënten. Echter, in de loop van 1994 trad er een kentering in de resultaten op.

Een aantal cliënten werd, na aanvankelijk genezen te zijn verklaard, na weken soms maanden opnieuw ziek en soms ernstiger dan daarvoor. De uiterlijke verschijnselen waren vermoeidheid, voedselintolerantie/-allergie en een algemeen gevoel van malaise. Soms gingen de verschijnselen ook vergezeld van diarree, spierkrampen en tintelingen in vingers of tenen.

EAV-meting bracht hier geen uitkomst. Niet alleen kwamen cliënten na weken soms maanden terug met allerlei klachten, ook waren deze klachten met het bestaand homeopathisch programma niet te verhelpen. Het doorverwijzen van nieuwe patiënten naar de tandarts voor een amalgaamvervanging leek steeds minder resultaat te hebben. Sterker, sommige van de cliënten kwamen soms zieker bij de tandarts vandaan dan zij daarvoor ooit waren.

Inmiddels werd door mw Bosscher een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van het plotseling "falen" van haar jarenlang succesvolle therapie. Tijdens het onderzoek richtte zij haar aandacht voornamelijk op de materialen die gebruikt werden door de tandarts en kaakchirurg, mede omdat zijzelf haar behandelwijze niet had veranderd en ook haar geneesmiddelen geen veranderingen hadden ondergaan.

Uiteindelijk werd het in april/mei 1995 duidelijk dat de groep cliënten welke terugkeerden met ernstige klachten, bij de tandarts of kaakchirurg waren behandeld met Ultracaïn™, Septanest™ enz. als verdovingsmiddel. Tijdens een vervolg onderzoek bleek dat de cliënten die waren behandeld met Xylocaine™, Citanest™ of Scandonest™ geen hinder hadden ondervonden van hun behandeling, achteraf geen gezondheidsproblemen hadden ondervonden en beter opknapten dan de groep articaïne behandelden.

De gezondheidsproblemen van patiënten die met articaïne behandeld bleek te zijn viel uiteen in twee groepen:

Neurologische problemen of wel de groep van patiënten met storingen aan het (centraal) zenuwstelsel. Deze storingen uiten zich in aandoening zoals parkinsonisme (bevingen) ME-achtige klachten (vermoeidheidssyndroom) A.L.S. en M.S. Voor het overige scharen wij hier ook onder de patiënten met spieruitval en langdurige tintelingen in vingers of tenen.

Carcinogene problemen of wel verschijnselen van kanker. Vooral borst- prostaat- en nierkanker wordt geconstateerd. Opmerkelijk is dat sommige vormen van borstkanker bij vrouwen zich openbaren 5-7 maanden na een tandartsbehandeling, waarbij het opvalt dat vrouwen "van de ene op de andere dag" constateren dat er sprake is van knobbeltjes in de borst, maar ook dat deze knobbeltjes zeer snel groeien. Vaak blijkt de therapie resistentie van deze vorm van borstkanker erg groot te zijn.

De basis-oorzaak van deze beide aandoeningen ligt naar onze mening in de toepassing van articaïne bij cliënten met butyrylcholinesterase(BuChE) deficiëntie. De waarschuwing op de bijsluiter van Ultracaïn™ is hier heel duidelijk in, zij luidt:

"Ultracain mag niet worden toegediend, tenzij er strikte indicaties voor gebruik zijn, aan patiënten met een cholinesterasedeficientie. Dit omdat de activiteit van Ultracain bij deze patiënten verlengd kan worden en in sommige gevallen zelfs extreem sterk zijn."

Een bijkomstigheid is echter dat niet op elke bijsluiter van een articaïne houdend product deze waarschuwing wordt afgedrukt (Septanest en Septocaine - beiden van Septodont -maken geen gebruik van deze mogelijkheid). Daarenboven geldt dat geen enkele arts aan een patiënt kan zien of deze een gebrek aan dit enzym heeft. Dit kan alleen aan de hand van een bloedtest in een laboratorium bepaald worden, en daar wordt zelden gebruik van gemaakt door tandarts, huisarts of medisch specialist. Slechts in enkele uitzonderlijke gevallen zal een anesthesioloog een enzymtest uitvoeren bij het vermoeden van een tekort aan dit plasma-enzym (butyrylcholinesterase), vaak bij het gebruik van bepaalde spierontspanners tijdens operaties, zoals succinylcholine.

In "normale" omstandigheden zal de toegediende articaïne onder invloed van een plasma-enzym (butyrylcholinesterase) in het bloed wordt omgezet in articaïnezuur, waarna het in de lever verder wordt afgebroken en vervolgens door de nieren wordt uitgescheiden. Indien articaïne aan mensen wordt toegediend die geen of niet voldoende van dit werkzame enzym bezitten om articaïne af te breken, zal het lichaam zelf naar andere mogelijkheden gaan zoeken om van deze stof af te komen.

Hoe deze "alternatieve" afbraak van articaïne precies plaatsvindt, is nog onderwerp van onderzoek. Er is echter aanleiding te veronderstellen dat, indien de plasma-enzymen de afbraak van de articaïne niet kunnen realiseren, de stof in ieder geval wordt afgebroken door de lever-enzymen. Vermoedelijk wordt tijdens dit proces een deel van de articaïne afgebroken tot een mutagene stof (stikstof-hydroxylamine). Indien het lichaam hier niet adequaat op reageert, kan kanker het gevolg zijn.

Hoe groot is de kans dat iemand niet beschikt over voldoende enzymen om articaïne af te breken? U kunt er vanuit gaan (gezien de wetenschappelijke literatuur) dat ca. 1 op de 25 mensen van het blanke ras, van nature een tekort heeft aan dit enzym en dus articaïne dient te vermijden. Tevens dient iedereen, die al dan niet beroepshalve in aanraking komt met stoffen die de lever kunnen beschadigen, gebruik van articaïne voor alle zekerheid wordt ontraden. Hierbij moet gedacht worden aan:

  • Schilders; vanwege de oplosmiddelen in diverse verfsoorten
  • Stoffeerders; vanwege de oplosmiddelen in lijm
  • Land- en tuinbouwers; vanwege de organische fosforverbindingen en organofosfaten
  • Veeteelt; vanwege het gebruik van organofosfaten (o.a. sheepdippers)
  • Verslaafden; vanwege het gebruik van alcohol en andere drugs

Overigens dienen ook mensen die blootstaan aan zware metalen zoals cadmium, lood en kwik (zwarte vullingen in tanden en kiezen) uiterst terughoudend te zijn met het gebruik van articaïne omdat leverbeschadiging ook hier heeft kunnen plaatsvinden.